Dit grappig en provocerend filmpje van Bert Gabriëls en Hand in Hand klaagt racisme en discriminatie aan op de werkvloer. Door humor te gebruiken in het filmpje wordt de kijker uitgenodigd om zichzelf in een ander perspectief te stellen.
Ludo Segers, voorzitter van Hand in Hand, vult aan: “Met dit filmpje bieden we een spiegel hoe mensen uit etnisch-culturele minderheden zich moeten voelen als ze tijdens hun zoektocht naar werk keer op keer botsen op vooroordelen. Misschien niet zo openlijk maar minstens even venijnig door allerlei niet ter zake doende opmerkingen en insinuaties.”
Bekijk het filmpje hieronder:
Ik kreeg ook een lach op mijn gezicht tijdens dit filmpje, het bevat namelijk een flinke portie humor.
Mijn glimlach veranderde in een zorgwekkende blik na het lezen van deze getuigenis.
Muamaraldin Mhanna (33)
‘Dat ik plots bekeken werd als een bedelaar. Dat ik van een comfortabel leven –bam!- naar beneden tuimelde. Dat is een shock’, vertelt hij zacht en beheerst. In zijn stem klinkt vooral ongeloof. ‘En vorige week heb ik de bodem bereikt. Ik zal je vertellen hoe dat ging.’
Muamar Mhanna ontvangt me in zijn appartement in Kessel-Lo, vlakbij Leuven. Hij woont er samen met z’n vrouw, die op haar werk is: ze doctoreert aan de ULB. Er is ook een kat, die eerst heel lief rond mijn benen komt draaien, en zich daarna ontpopt tot een hyperkineet, springend van bank naar tafel en terug, daarbij tafelkleden met zich meetrekkend.
Muamar komt uit Gaza in Palestina, waar zijn ouders, broers en zussen nu nog wonen. Hij studeerde er geologie, met als specialisatie watervoorzieningen. Als voortreffelijk student krijgt hij een beurs om in Brussel te gaan studeren. In twee jaar tijd behaalde hij zijn masterdiploma ingenieur, waarna hij een Europese beurs kreeg om drie jaar te doctoreren over zijn specialisme: water. Na die periode kreeg hij van de VUB een contract voor negen maanden om zijn doctoraat af te maken en les te geven als assistent.
“Ik studeerde af in september 2011, maar daarna bleek dat het departement niet genoeg middelen had om mij vast aan te nemen. Dat gebeurt blijkbaar vaak: een doctor kost heel wat meer dan een doctoraalstudent, het is dus niet zo gek.
“Aan de universiteit kon ik met iedereen Engels spreken, maar toen ik begon te solliciteren, kreeg ik te horen dat ik kansloos was als ik geen Nederlands sprak. Ik ben dus onmiddellijk lessen gaan volgen: eerst een intensieve cursus en daarna op een normaal ritme in een centrum voor volwassenenonderwijs. In twee jaar tijd heb ik alle vier de modules afgerond én tegelijk volgde ik ook privélessen.
Zijn Nederlands is goed voor iemand die het nog maar twee jaar geleden is gaan studeren, maar hij vertelt zijn verhaal liever in het Engels. “Mijn Nederlands klinkt nog een beetje kapot”, zegt hij. Hij glimlacht.
Je zou denken dat een ingenieur wel aan de bak raakt. Oké, misschien is er niet direct een grote behoefte aan wateringenieurs, maar een universitair diploma is toch niet niks. Muamar solliciteert natuurlijk eerst voor jobs waarvoor hij gekwalificeerd is, maar keer op keer wordt hij afgewezen. Of hij nu reageert op een vacature of spontaan solliciteert, steeds krijgt hij te horen dat er geen posities beschikbaar zijn, of dat er een andere kandidaat geschikter was. Waarom die dan geschikter is, wordt er nooit bijgezegd. “Ik wou dat ik ooit het antwoord had gekregen dat ik niet de juiste kwalificaties had’, zegt Muamar. “Dan wist ik tenminste dat het daaraan lag.”
Een naam als obstakel
Muamar herinnert zich een voorval waardoor hij begint te beseffen dat er misschien iets anders aan de hand is. “Ik kreeg telefoon van het career office van de VUB. Zij hadden een aanvraag gekregen van het internationaal gerenommeerde baggerbedrijf Jan De Nul. Die zocht een wateringenieur. ‘Dit is echt op jouw lijf geschreven, Muamar’, zei de mevrouw van het career office. Ik solliciteerde, maar als antwoord kreeg ik: ‘Sorry, er zijn momenteel geen vacatures in ons bedrijf.’ Een paar dagen later zitten mijn vrouw en ik tv te kijken, en wat verschijnt er op het scherm? Een advertentie: Jan De Nul zoekt ingenieurs.’
Muamar lacht zijn glimlach. ‘Ja, ik stuurde een e-mail naar het bedrijf waarin ik om uitleg vroeg, maar kreeg nooit een antwoord.’ Daarna heeft hij nog verschillende gelijkaardige ervaringen: ‘Ik zie dat er een vacature is, maar als ik mijn cv opstuur, krijg ik als antwoord dat er momenteel geen open functies zijn.’
Hij zegt het met tegenzin, met een aarzeling ook, maar voor hem is er iets duidelijk aan het worden: zijn naam is het probleem. Muamar: Arabischer kan haast niet.
Bureaucratisch doolhof
De maanden gaan voorbij, en wanneer hij ook voor andere en lagere functies begint te solliciteren, vindt hij steeds meer bewijzen voor zijn vermoeden. Keer op keer krijgt hij te horen: sorry, er zijn momenteel geen vacatures. Tot op dat moment leeft Muamar van zijn spaargeld, en ook zijn vrouw springt bij. Dan besluit hij een uitkering aan te vragen, het wordt nu financieel echt wel moeilijk. Bij de vakbond waarlangs de uitkeringsaanvragen gaan, krijgt hij het onwerkelijke nieuws dat hij geen recht heeft op financiële steun.
“Blijkbaar heb ik in de periode dat ik voor de universiteit werkte te weinig sociale bijdragen betaald. Ik had hier geen idee van, ik kreeg indertijd een contract onder mijn neus, en tekende dat gewoon. Wist ik veel of men daar iets van sociale bijdragen voor zou achterhouden of niet. In het begin beweerde de universiteit dat ik helemaal geen sociale bijdragen had betaald, na veel gedoe bleek dat een vergissing. Ik had 6 procent bijgedragen, nog steeds veel minder dan de vereiste 13 procent. Ik had geen idee.
“Een tweede element dat tegen mij pleit, en dat weet ik nog maar twee weken, is dat ik volgens de RVA maar negen maanden heb gewerkt. Om een uitkering te kunnen krijgen, moet je een jaar gewerkt hebben. De eerste drie jaar aan de universiteit kaderden in dat Europese studieproject, dat telt blijkbaar niet als werk. Het heeft lang geduurd voor ik dit begreep, maar goed, zo staan de zaken er dus voor: ik heb geen recht op een uitkering.”
Behandeld als een schooier
Mijn contacten met de vakbond hebben een groot effect op mij gehad. Ik vond het al zo moeilijk om hulp te vragen. Ik ben altijd financieel onafhankelijk geweest, zo lang ik in België woonde, heb ik steeds een goed inkomen gehad. Ik heb nooit iemand iets moeten vragen. Dat ik dat nu wel moest doen, vond ik op zich al moeilijk, maar hoe de loketbedienden mij behandelden, was nog vernederender. Telkens ik iets wilde vragen, brak de loketbediende mij af door steeds opnieuw dezelfde standaardzin te declameren: ‘U moet de beslissing van de RVA afwachten.’ Ik begreep niet veel van al die formulieren, ik wilde weten wat er aan de hand was, maar steeds weer kwam dat zinnetje. Als een machine. Eigenlijk is dat hetzelfde als zeggen: ga weg. Ik voelde me behandeld als een schooier. Ik was zo kwaad.’
Na meer dan een jaar solliciteren legt Muamar de lat nog wat lager om aan werk te raken: via uitzendkantoren gaat hij solliciteren om als arbeider aan de slag te gaan: ‘Aan de band staan, in de bouw werken, schilderen, alles wil ik doen’, zegt hij. Maar in het uitzendkantoor denken ze dat hij een grapje komt maken. Hij, met zijn doctoraatsdiploma, kwam solliciteren om in een fabriek aan de band te gaan staan? “Ik moest verschillende keren herhalen dat ik echt geen grapje maakte. Dit hadden ze blijkbaar nog niet meegemaakt.
De uitzendkantoren maken Muamar meteen duidelijk dat hij niet op arbeiderswerk moet hopen: zijn diploma is te hoog. Toch schrijft hij zich in bij verschillende kantoren, en verzekert de consulenten dat hij onder zijn diploma wil werken. ‘U mag het zelfs van zijn cv schrappen’, zegt hij. ‘Geen probleem. Ik wil werken, dat is alles.’
Nadat de kat eerst zijn klauwen in mijn arm heeft gezet, heeft hij nu rust gevonden bovenop mijn handtas. ‘Ik weet het, het is een gestoord beest’, zegt Muamar. Hij grinnikt, verontschuldigt zich dan en vult de koffie bij.
‘Weet je wat gek is?’, zegt hij. ‘De ruiten van die interimkantoren hangen steeds vol met jobaanbiedingen, maar wanneer ik me kom aanbieden voor één van die vacatures, blijken ze altijd, altijd nét ingevuld. Dat is toch om krankzinnig van te worden?’
‘Ze willen mij ook het liefst buiten het interimkantoor houden. Ik verzin dat niet. Telkens als ik langskom, sturen ze me weg met de boodschap dat ik beter online kan kijken. Wanneer ik om uitleg vraag, antwoordt zo’n consulent me met één standaardzin, net zoals eerder bij de vakbond: ‘Er zijn momenteel geen vacatures, registreer u online.’ Steeds opnieuw, als een robot. Ga weg, betekent dat. Ik vind dat choquerend. Ik voel me zo machteloos.’
Ik vertel hem over het onderzoek dat het tv-programma Volt een paar jaar geleden uitvoerde, waaruit bleek dat interimkantoren dicriminerend selecteren op vraag van de werkgevers zelf. Ik beloof hem ook de artikelen van Kif Kif door te sturen, dat dezelfde problematiek onderzocht. Muamar is haast opgetogen met dit nieuws, dat hij zich toch niets inbeeldt. Dat hij niet de enige is.
De bodem bereikt
‘Op dit punt ben ik een heel ander mens dan ik twee jaar geleden was. Ik verplicht mezelf om niet depressief te worden, maar ik sta aan de rand. Ik heb weinig sociale contacten, en mijn situatie weegt enorm op mijn relatie. De afgelopen twee jaar is mijn leven stap voor stap afgegleden naar steeds een lager punt op de sociale ladder. Afgelopen week heb ik de bodem bereikt. Dat ging zo.
In Leuven bood ik me aan bij een organisatie die Wonen&Werken heet, het is een sociale werkplaats. Voor mensen die zowat kansloos zijn op de arbeidsmarkt dus.
Blijkbaar moest ik niet solliciteren, maar moest er een dossier ingediend worden bij de VDAB. Dat zou een maand duren, die aanvraag. Ik besloot zélf naar de VDAB te gaan, ik zag het echt niet zitten om weer een maand te wachten. En weet je wat? Natuurlijk kwam ik niet in aanmerking: je moest al vijf jaar werkloos zijn en een uitkering ontvangen, dan pas kunnen ze je aannemen. Zo ver is het dus gekomen. Dat ik zelfs niet in een sociale werkplaats kan werken.’
Muamar loopt met me mee naar buiten, waar hij mee wacht tot mijn lift eraan komt. ‘Erg druk heb ik het toch niet’, grapt hij. ‘Tot mijn grote schaamte ben ik onlangs gaan aankloppen bij het OCMW’, vertelt hij nu. ‘Ik kan het niet geloven. Ik heb een flatscreen, en ik moet nu gaan bedelen bij een organisatie voor kansarmen. Dat is voor mij nog lager dan de bodem. Maar geen nood, ook bij het OCMW kan ik niet terecht. Omdat mijn vrouw een inkomen heeft boven 1.400 euro. We zitten nog niet onder de armoedegrens, vandaar.
‘Ik hou van België’, zegt hij. ‘Ik heb hier altijd zo goed geleefd. De sociale zekerheid is fantastisch, er zijn prachtige wetten die de zwaksten beschermen. Dat bestaat in Gaza niet, dat weet ik maar al te goed. Maar kijk waar ik nu sta. Tussen ieder systeem in. Ik kan het nog steeds niet geloven. Ik denk erover onder een valse naam te solliciteren, maar ik durf niet. Ik wil niets illegaals doen. Ik denk er eerlijk gezegd over om het land te verlaten. Alleen, hoe moet het dan met mijn vrouw?’
In Europa bestaat er een wetgeving over discriminatie op de werkvloer. In België bestond er al eerder een wetgeving, opgebouwd rond drie pijlers: een globale andtidiscriminatiewet, een antiracismewet en de genderwet. De Belgische wetgever heeft deze regels op 10 mei 2007 aangepast aan de Europese vorderingen.
Men mag niet discrimineren op leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, vermogen, politieke overtuiging, gezondheidstoestand, nationaliteit, ras , huidskleur en geslacht.
Ook bij werkadvertenties en sollicitatiegesprekken dient de werkgever zicht te houden aan deze anti-discriminatiewetten.
Gebeurt dit in de realiteit? Neen. Zo blijkt wel uit de getuigenis van Muamaraldin. Werkgevers verzinnen gewoon een andere uitvlucht. “De positie is al ingenomen door iemand anders” of “Wij bieden geen vacatures aan voor de functie waarvoor u solliciteert.” Dit is als anderskleurige heel frustrerend.
Onze maatschappij is heel kleurrijk en divers. We moeten hetzelfde effect bekomen op de werkvloer. Het wordt eens tijd dat we inzien dat de wereld van iedereen is. De huidige vluchtelingencrisis zal ervoor zorgen dat we binnen enkele maanden en jaren leren omgaan met een nog grotere diversiteit.
Het lijkt me een must dat werkgevers zich informeren over verschillende religies en gewoonten van andere etnische doelgroepen. Zo ontstaat er hopelijk wat meer begrip voor elkaar.
Ik wil ook nog enkele tips meegeven als je als allochtoon werk zoekt.
- Oriënteer je goed op de arbeidsmarkt. Informeer je over verschillende websites en platformen. Zo weet je waar je vacatures kan vinden.
- Volg een opleiding of cursus om je opleidingsniveau te verhogen, indien je nog geen diploma hebt.
- Oefen de Nederlandse taal zo vaak mogelijk. Laat blijken aan je werkgever dat je hiervoor ook erg je best doet.
- Verdiep je in de westerse en Belgische cultuur. Begrijp waarom wij hier bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis vieren.
- Maak gebruik van je netwerk aan mensen die je kent. Ze kunnen je wellicht wel helpen.
- Zorg voor een sterke sollicitatiebrief en verzorgde cv.
Hebben jullie nog ervaringen dat je wilt delen? Heb jij je ooit al gediscrimineerd gevoeld? Laat het weten in een reactie hieronder.
Bron: http://jobdiscriminatie.be/nieuws/arbeidsmarkt/hoe-voelt-het-om-te-solliciteren-met-een-andere-kleur